Eindelijk. Na een week of 10 mogen we weer naar het sportveld. Door een aantal teamleden is er in de afgelopen dagen heel hard gewerkt aan een protocol. Er is contact geweest met allerlei instanties zoals de politie en de gemeente. De hesjes met anderhalve meter afstand liggen klaar.
Het is een klein feestje voor ons. Eén van de teamleden dirigeert de jongeren naar hun vak. Maar eenmaal op hun eigen plekje kan er dan toch gesport worden en nog belangrijker: er is weer contact!
In het midden staat Niels, hij heeft zijn hele vrije middag geoefend op een trucje zodat hij dat aan de jongeren kan leren. Het is hard werken. Als hij zich omdraait is de volgende alweer toe aan een nieuwe uitdaging. Geduldig helpt Niels de jongeren op afstand om steeds een beetje vooruit te komen en het lukt!
Ik sta zelf aan de zijkant als een van de jongeren uit de wijk met zijn fiets aankomt. Ik loop naar hem toe. Blij om hem weer te zien begroet ik hem: “Hee man! Leuk dat je er bent!” Ik heb hem dan ook oprecht gemist. Voor de coronacrisis zag ik hem minimaal twee keer in de week, maar nu kon het alleen digitaal.
“Stralend wil hij me
een hand geven.”
De jongen gooit zijn fiets neer en loopt naar me toe. Stralend wil hij me een hand geven. Maar ik wil afstand houden. Dus zeg: “Sorry, maar ik mag je geen hand geven” Zijn stralende ogen veranderen naar een seconde in een pijnlijke blik. Dan hersteld hij zich, we praten wat bij en hij doet met Niels mee.
Op de weg terug naar huis denk ik terug aan dat moment. Ik baal er van. Door zijn hand te weigeren heb ik hem afgewezen. Natuurlijk zijn die regels belangrijk en ik moet me er aan houden. Maar dit raakt me. Eenmaal thuis gekomen besluit ik hem te appen: “Hee! Ik vond het echt leuk dat je er was vanavond!”. Direct stuurt hij een berichtje terug: Ja man, ik vind het wel een beetje jammer dat ik jou niet eens een hand mag geven.” Even ontmoedigt het me, maar dan neem ik een besluit. Fysiek kan het virus misschien afstand creëren, maar in verbondenheid met elkaar en God geldt geen anderhalve meter afstand. Ik pak mijn telefoon en antwoord: “zullen we anders komende week een keertje wandelen?”